Geschiedenis
Deze aantrekkelijke en actieve kleine Terriër heeft een geschiedenis van minstens vijfhonderd jaar achter zich. Hij werd gefokt op het Schotse eiland Skye en heeft gemeenschappelijke voorouders met de Schotse Terriër en de West Highland White Terriër, namelijk de oorspronkelijke Highland Terriër.
De Schotse landheren en jachtopzieners hielden er gewoonlijk een hele troep en ze werden gebruikt voor het uitroeien van schadelijke dieren, namelijk vossen, dassen, otters, ratten, enz…
Daar ze echte aardhonden (Terriërs), gravers, en toch klein en beweeglijk genoeg zijn, konden ze gemakkelijk in de “cairns” (d.w.z. holen in de rotsen en hoop stenen) dringen om het daar hun prooi lastig te maken en deze desnoods met de stevige tanden en krachtige kaken te bijten en vast te houden.
Door hun warme onderhaar en ruige, waterdichte bovenhaar zijn ze uiterst geschikt voor een regenachtig en ruw klimaat.
Ze werden vroeger nooit in kennels gehouden maar in huis en behoorden tot het gezin, vandaar ook hun goede aanpassingsvermogen.
De meeste districten in “the Highlands” hadden hun eigen “Fox Hunter” met een pack (groep) Cairns, zodat de schapenboeren zijn hulp konden inroepen als ze last hadden van ongedierte. Ze hielden het boerenerf vrij van ongedierte en waren zeer waaks. Door hun intelligentie blaffen ze alleen vreemden aan en niet de bekenden die op het terrein kwamen. Er was geen fellere en enthousiastere werker dan de Cairn, die het hol niet uitkwam tenzij hij zijn prooi meenam. Overigens was het de bedoeling de prooi levend uit het hol te jagen en niet te doden. maar indien nodig draaide de Cairn daar ook zijn poot niet voor om.
Omdat ze zo vrolijk en ondeugend waren mochten ze ook nog de kinderen van de boeren bezighouden. Nu nog steeds zijn Cairns echte kindervrienden, zelfs als ze er niet aan gewend zijn.